Het was ferme taal die de Britse premier Rishi Sunak sprak. “Het succes van dit afschrikmiddel berust niet op één enkele vlucht, maar op de meedogenloze en onafgebroken voortgang waarmee we mensen succesvol en permanent zullen verwijderen naar Rwanda.” Vorige week werd ten langen leste Sunaks zogenoemde Rwanda-deal goedgekeurd door het Britse parlement. De deal houdt in dat asielzoekers die illegaal naar Groot-Brittannië komen, kunnen worden overgevlogen naar het Centraal-Afrikaanse land Rwanda, waar ze hun asielprocedure moeten voltooien. Bij een positieve beslissing moeten ze zich daar vestigen. In ruil zal het Verenigd Koninkrijk Rwanda over een periode van een paar jaar enkele honderden miljoenen betalen.
De Britse regering schermt met het argument dat de maatregel een afschrikeffect zal hebben op mensen die hierheen willen komen en het migratieprobleem waarmee hun land kampt zal oplossen. Maar critici noemen de deal vooral performatief: meer show dan iets anders. Als je kijkt naar de cijfers, dan kun je haast niet anders dan dat te onderschrijven. In de eerste drie maanden van dit jaar waagden al meer dan 4.600 mensen de oversteek van Frankrijk naar de Britse eilanden. Mensen die willen komen, zullen zich niet laten afschrikken door de 2.200 detentieplaatsen die er in Rwanda zijn voor uit Groot-Brittannië overgevlogen asielzoekers.
Natuurlijk is politiek meer dan cijfers. Als het over migratie gaat, heerst er een gevoel van angst en onmacht bij een deel van de bevolking, ook in onze contreien. Je kunt nog zo hard vinden dat dat gevoel onterecht is, het is er wel. En het is aan politici om dat weg te nemen. Vanuit die optiek valt misschien ergens te begrijpen dat conservatieve staatkundigen hun hoop vestigen op dit soort maatregelen. Het zou zelfs kunnen dat die ook echt werken. Want zelfs als de Rwanda-deal enkel show is: als hij maakt dat mensen zich veiliger voelen, louter omdat ze het idee hebben dat er iets aan de ‘ongebreidelde’ migratie gedaan wordt, dan betekent dat dat hij effect heeft.
Toch moet ook een andere belangrijke vraag gesteld worden, namelijk hoe menswaardig de maatregel is. In zijn persconferentie probeerde Sunak de nieuwe wet te framen als een humane oplossing, doordat het afschrikeffect de wind uit de zeilen zou halen van malafide netwerken van mensensmokkelaars. Maar volgens verschillende ngo’s vormt ze zelf een inbreuk tegen de mensenrechten en tegen verschillende internationale verdragen, sommige waarvan het Verenigd Koninkrijk zelf mee ondertekend heeft. Volgens de wet mogen Britse ministers bijvoorbeeld beslissen of eventuele maatregelen van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens nageleefd moeten worden. Daarmee nemen de Britten een loopje met het internationaal recht, een gevaarlijk precedent.
Maar elke deal veronderstelt minstens twee partijen. Ook de Rwandese regering heeft een verantwoordelijkheid gehad in de totstandkoming van de deal, en dan wellicht vooral Paul Kagame. Want in Rwanda wordt niets beslist zonder de goedkeuring van de president. Hij is een ambigu figuur, die in de internationale gemeenschap en door westerse leiders wordt geroemd om zijn visionaire presidentschap, maar die tegelijk regeert als een dictator. Zo wordt hij gelinkt aan de verdwijning en dood van verschillende politieke tegenstanders. Hij bekleedt het presidentiële ambt ook al sinds 2000, niet bepaald een symptoom van een gezonde democratie.
Alle blaam bij het Verenigd Koninkrijk leggen, is dus niet helemaal eerlijk. Maar hoe dan ook legt de Rwanda-deal iets fundamentelers bloot. Dat blijkt ook uit wat tegenstemmen in Rwanda zelf zeggen, want daar hekelen verschillende leden van de oppositie de deal. Frank Habineza, de voorzitter van de Rwandese groenen, verwoordde het misschien nog het best toen hij zei dat het Verenigd Koninkrijk de eigen verantwoordelijkheid afschuift op Rwanda. Dat is een dynamiek die we kennen. Want hij past in een langere traditie van Europese landen die hun problemen outsourcen naar Afrika.
Op de Kantamanto-markt in de Ghanese hoofdstad Accra passeren elke week 15 miljoen stuks afgedankte kleren uit het Westen. Bijna de helft daarvan is onbruikbaar. Het resultaat is een gigantische afvalberg die zeeën verstikt en waterlopen verontreinigt met verfstoffen. Dieselwagens die geïmporteerd worden in landen als Oeganda of Zimbabwe hebben een gemiddelde leeftijd van meer dan twintig jaar en zijn dus extreem vervuilend. En de beelden van kinderen in Benin of Ghana die als apocalyptische strandjutters door velden vol elektronisch afval scharrelen, kennen we allemaal.
Eenmaal je die parallel in je hoofd hebt, kun je de Rwanda-deal van het Verenigd Koninkrijk moeilijk nog in een ander licht zien. Kennelijk blijven we Afrika beschouwen als een plek waar we alles kunnen dumpen waarmee wij niks meer van doen hebben. En nu zelfs ook als een vuilnisbelt voor tweedehandsmensen.
Verschenen in De Standaard op 2 mei 2024
Comments