Een tijd geleden is er een nieuwe koffiebar opengegaan in mijn buurt. Niet zo opzienbarend, ware het niet dat er in mijn buurt nooit een nieuwe koffiebar opengaat. Ik woon in de Antwerpse wijk 2060. Dat is, behalve de postcode, een van de namen van de buurt, die ook Antwerpen-Noord, Stuivenberg of de Seefhoek wordt genoemd. In de rest van Vlaanderen is de wijk vooral bekend door de beruchte ‘zwanst na nie’-reportage van Panorama uit 1988. Het is een wijk waar je niet moet zijn als je er niet woont. Niet omdat ze onveilig is, maar omdat er gewoon niks te beleven valt voor hippe stadsvogels. Er zijn geen alternatieve cafeetjes, geen veganistische restaurants, geen trendy boekenwinkels, geen toeristische trekpleisters of stadsfestivals. En er was jaren maar één koffiebar. Tot nu dus.
2060 is al decennialang een aankomstwijk, een landingsplaats voor veel immigranten. Ongeveer de helft van de bewoners hier werd geboren buiten de Europese Gemeenschap. Vaak vestigen nieuwkomers zich in zo’n aankomstwijk omdat ze iemand kennen die er woont, maar ook omdat de woningen er betaalbaar zijn. Het zijn meestal relatief arme buurten, wat dus een effect heeft op de prijzen. Maar ook op de staat van de huizen: de meeste woningen zijn klein en in slechte staat. Er zijn veel aan armoede gerelateerde problemen, wat blijkt uit het aantal daklozencentra en hulphuizen voor verslaafden in de buurt. Dat leidt tot overlast. Misschien zou een beetje gentrificatie dus geen kwaad kunnen. Maar gentrificatie is een tweesnijdend zwaard.
Vaak vormen zulke wijken een uitdaging voor gemeenten en overheden. In Denemarken nam de rechtse regering drie jaar geleden een antigettowet aan. De sociaaldemocratische regering die erna kwam en die begin deze maand nog herverkozen werd, handhaafde de wet. Ze laat toe om ‘getto’s’ te ontmantelen, waarbij ze een getto definieert als een gebied waar meer dan 50 procent van de inwoners van niet-westerse origine is en dat voldoet aan minstens twee van nog vier criteria: hoge werkloosheid, lage scholingsgraad, criminaliteitscijfers die minstens drie keer hoger zijn dan elders in het land, en een gemiddeld inkomen dat de helft lager is dan het regionale gemiddelde. Mensenrechtenorganisaties verzetten zich tegen de omstreden wet omdat ze toelaat mensen in die wijken uit hun huizen te zetten en de sociale woningen af te breken.
De benaming getto stigmatiseert, en klopt bovendien ook niet per se. Sociologen maken een verschil tussen getto’s en etnische enclaves. Getto’s zijn een vorm van gedwongen (of niet zelfgekozen) segregatie, ook door institutionele factoren zoals prijsvorming of discriminatie op de woningmarkt. Etnische enclaves zijn een vorm van vrijwillige segregatie, waarbij mensen met eenzelfde etnisch-culturele achtergrond verkiezen om in elkaars buurt te wonen. Voor een samenleving is een gezonde sociale en culturele mix wenselijk, dat klopt. Maar top-downbeleid zoals in Denemarken, met een ‘getto-mindset’, is niet de juiste manier om die mix te bereiken.
Sowieso is er automatisch al veel sociale mobiliteit in en uit aankomstwijken. Zodra ze het zich kunnen veroorloven, verhuizen veel mensen naar wat dan een betere buurt heet te zijn. Dat is waarom aankomstwijken vaak ook transitwijken worden genoemd. Die transit kan heel snel gaan: in sommige delen van mijn wijk verhuist de helft van de bewoners binnen het jaar. Desondanks is het, zoals wel meer aankomstwijken, bij uitstek een woonbuurt en geen belevingsbuurt: het zijn wijken die toebehoren aan de mensen die er wonen, niet aan dagjestoeristen of de middenklassehoreca. Bijna iedereen die je op straat ziet, is iemand van de buurt. Daardoor is er veel interne bedrijvigheid: sociale netwerken binnen de buurt, een brede formele en informele etnische economie, sociale diensten die draaien op vrijwilligers uit de buurt. Op die manier hebben aankomstwijken een heel eigen dynamiek. Een dynamiek die verloren zou gaan in het geval van plotse gentrificatie.
Het lijkt me dus beter om, in plaats van top-downmaatregelen op te leggen, bottom-upinitiatieven te ondersteunen. Die zijn verankerd in de buurt, een meer organische vorm van gentrificatie. Khepera, die nieuwe koffiebar in 2060, is daar een voorbeeld van. Ze wordt uitgebaat door de Burundees Steve en de Kameroense Lucie en wil een ontmoetingsplaats zijn voor de Afrikaanse gemeenschap in het hart waarvan ze gevestigd is. Ik hoop dat de stad de waarde van dat soort plekken erkent en het voortbestaan ervan faciliteert.
Verschenen in De Standaard op 17 november 2022
Comments