Het maatschappelijk debat rond identiteit lijkt steeds moeizamer te gaan. Conservatief en progressief Vlaanderen trekken zich terug in hun eigen kamp vanuit de overtuiging dat de ander hen op een fundamenteel niveau niet begrijpt. Daardoor dreigen ze steeds minder met elkaar en steeds meer naast elkaar te praten. Een bepalende factor in het onbegrip langs beide kanten is de schuldvraag, die als een schaduw boven het debat hangt. Links versterkt die schuldvraag met haar kolonialistische retoriek, rechts door er al te makkelijk vanuit te gaan dat elke beschouwing over discriminatie een persoonlijke beschuldiging inhoudt. Dat terwijl de schuldvraag vandaag in veel gevallen irrelevant is in de bestrijding van discriminatie en racisme. Dat moeten we inzien, willen we nog op een constructieve manier met elkaar in gesprek kunnen gaan over het thema.
Een lastig begrip als white privilege is een ideaal voorbeeld van hoe het scheef loopt. Van zodra dat begrip in het debat verschijnt, voelen we ons als conservatieven onmiddellijk aangevallen. We vragen voorbeelden van wat dat privilege concreet inhoudt of wat ons dan precies racistisch maakt. “We mogen al niet meer blank zijn of we hebben het al gedaan!” Dat terwijl het idee van privilege in se niks met schuld en onschuld te maken heeft. Privilege betekent in de kern niets anders dan zich geen zorgen te hoeven maken om iets waar een andere groep mensen zich wel zorgen om moet maken. Bijvoorbeeld: iemand die niet in armoede is opgegroeid, heeft veel minder kans om later in de armoede terecht te komen dan iemand die wel in armoede is opgegroeid. Dat is een vorm van class privilege. Een man zal bijna nooit seksueel belaagd worden, een vrouw veel makkelijker. Male privilege. Een blanke zal veel minder vaak moeite hebben met het vinden van een huurwoning dan een zwarte. White privilege.
Zo zijn er nog tal van privileges — evenveel als dat er vormen van discriminatie bestaan. In die zin is privilege misschien een ongelukkige term. Het gaat immers eerder om een soort vrijstelling van discriminatie. En door niet gediscrimineerd te worden, maak je je uiteraard nergens schuldig aan. Daarom is het ook onzinnig om elke vermelding van white privilege meteen als een beschuldiging op te vatten. We mogen ons niet bij het minste aangevallen voelen. Neen, wat we moeten doen, is erkennen dat zulke privileges bestaan en beseffen dat we misschien wel tot zo’n ‘geprivilegieerde’ groep behoren. Enkel zo kunnen we begrip opbrengen voor iemand die vanuit een andere achtergrond spreekt.
Een voorwaarde daarvoor is evenwel dat progressief Vlaanderen moet durven om de koloniale context waarin het identiteitsdebat nog te vaak geplaatst wordt vaker achterwege te laten. Niet elk gebrek aan tact van een blanke persoon is meteen een “microagressie” die “de koloniale verhoudingen in stand houdt” en waartegen we ons moeten verschuilen in een “safe space”. Door dat soort termen klakkeloos te importeren uit de VS verzieken we het maatschappelijk debat bij ons. We moeten dat loslaten en het debat in Vlaanderen voeren at face value. Daarmee wil ik overigens niet ontkennen dat er wel degelijk nog koloniale krachten werkzaam zijn in de samenleving, maar die manifesteren zich eerder op het macro-economische en geopolitieke niveau dan op het nanoniveau van jongedames die ongevraagd aan mijn krullen voelen of bejaarden die opmerken dat ik “toch niet van hier ben, hé”.
Door overal een koloniale nawee in te zien, duwen we als progressieven de samenleving in een dichotomie van onderdrukkers en onderdrukten. Net zoals we als conservatieven de wereld ongewild opdelen in zogezegde slachtoffers en vermeende racisten door ons elke aanklacht tegen discriminatie veel te persoonlijk aan te trekken. Nochtans zou het debat vooral gevoerd moeten worden zonder het zo krampachtig willen invullen van die schuldvraag. Niet omdat schuld nooit ter zake doet in gevallen van discriminatie (haatmisdrijven bestaan en verdienen onze aandacht), maar omdat dat soort racisme, met aanwijsbare daders en slachtoffers, een meer concrete en dus makkelijker aan te pakken vorm van discriminatie is. Meer hardnekkig en veel moeilijker te verhelpen is de onbewuste, grotendeels onzichtbare, structurelere discriminatie, die zich net kenmerkt door haar gebrek aan “schuldigen”. Het onevenwichtige maatschappelijke speelveld. Laat ons het vooral daarover hebben en het gesprek dus voeren zonder constant over “witte schuld” of “de slachtofferrol” te spreken. Anders vinden we elkaar nooit.
Verschenen in De Morgen op 16 mei 2018
Comments