Ze hadden op het Caribische eiland Tobago moeten aanmeren om drinkwater te tanken, maar dat was niet gebeurd. De laatste bevoorradingsstop was al bijna drie maanden geleden, aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, op Sao Tomé, een eiland in de oksel van Afrika.
Het Britse schip Zong was vertrokken vanop de Ghanese kust, tjokvol geladen met 442 Afrikanen die tot slaaf waren gemaakt. De bestemming: Jamaica, het epicentrum van de booming business van de Britse suikerindustrie.
Maar nu, op 29 november 1781, bevond de Zong zich met een slinkende watervoorraad op dagen varen van Jamaica. En dus besliste de bemanning om 54 Afrikaanse vrouwen en kinderen uit de ramen van de scheepscabines te gooien. Later ondergingen 78 mannen hetzelfde lot. Het was een cynische, beredeneerde beslissing, die niets te maken had met het nakende gebrek aan water en alles met de financiële markt.
Dat zit zo. Toen het Europese imperialisme en de slavenhandel steeds lucratiever begonnen te worden, speelden banken en financiële instellingen daar gretig op in. Nieuwe producten zagen het licht. De Vereenigde Oostindische Compagnie had als eerste verhandelbare aandelen uitgegeven om haar overzeese handelsactiviteiten te financieren. Banken gaven vaak grote leningen aan plantagehouders, die zo hun mensonterende praktijken verder konden opschroeven. De slaven golden daarbij als onderpand. En ook verzekeringsbedrijven zagen hun kans schoon. Nieuwe polissen ontstonden om de risico’s te dekken die gepaard gingen met de wereldwijde handel in mensen – polissen waarin aan menselijke lichamen een waarde werd toegekend zoals aan vracht.
Het was zo’n polis die de eigenaars van de Zong, een syndicaat van slavenhandelaars uit Liverpool, hadden afgesloten toen ze hun schip lieten uitvaren. De verzekering voorzag in een vergoeding van 30 pond per verloren slaaf. Maar de voorwaarden van de polis stelden dat er geen compensatie mogelijk was voor slaven die een ‘natuurlijke dood’ stierven op zee. Dat was het geval voor de meer dan zestig Afrikanen die tussen Ghana en Jamaica overleden door ontbering of ziekte. Maar compensatie kon misschien wel onder het mom van de zogenaamde ‘averij-grosse’. Dat is schade die bijvoorbeeld geleden wordt door vracht overboord te gooien om de rest van het schip te redden.
Het is dat argument dat de eigenaars van de Zong aanvoerden om alsnog gecompenseerd te worden voor hun weggegooide ‘vracht’ van 132 slaven. Toen de verzekeraar weigerde uit te betalen, spanden ze een rechtszaak aan, die ze uiteindelijk verloren. Gelukkig, zou je kunnen zeggen. Maar eigenlijk is er bitter weinig om vrolijk van te worden in het hele verhaal. Het doel van de slavenhandelaars en van de financiële instelling was immers exact hetzelfde: winst maken voor de rijken op de kap van de zwaksten.
Er is al vaker aangevoerd dat het mattheuseffect een onontkoombaar gevolg is van het ongebreidelde kapitalisme. De geschiedenis lijkt dat te bevestigen. Een van de markantste voorbeelden is de schadevergoeding die het Britse parlement aan het einde van de slavernij in 1833 toekende aan de slachtoffers. Die slachtoffers waren niet de slaven, maar net de slavenhouders. Het onmetelijke menselijke leed hoefde niet te worden gecompenseerd, de economische verliezen des te meer. De Britse staat voorzag in een schadeloosstelling van 20 miljoen pond, een astronomisch bedrag dat overeenkomt met zo’n 17 miljard vandaag. Pas in 2015 was die schuld afbetaald. De Britse belastingbetaler heeft dus 182 jaar lang moeten opdraaien voor een compensatie aan mensen die toen al tot de rijksten behoorden. Iets gelijkaardigs gebeurde bij de absurd gratuite reddingsoperatie van de banken na de financiële crisis van 2008.
Nochtans waren het de financiële instellingen zelf die de ineenstorting van het systeem veroorzaakt hadden, door de armsten uit te persen met rommelhypotheken en die hypotheken dan te verpakken als financiële producten om er woekerwinsten op te maken.
Investeren in andermans miserie loont: de risico’s zijn klein, de mogelijke winsten groot. Hoe makkelijk de financiële wereld zich daarin verliest, bleek ook deze week weer. Een rapport van een coalitie van 25 ngo’s stelt dat Europese banken voor honderden miljarden dollars investeren in bedrijven die actief zijn in de illegale Israëlische nederzettingenindustrie. BNP Paribas Fortis sloot een lening af ter waarde van 84,5 miljoen euro met het Israëlische wapenbedrijf Elbit Systems. Dat bedrijf maakt onder andere bewakingstechnologie die gebruikt wordt op de controversiële muur tussen Israël en de bezette Palestijnse gebieden op de Westelijke Jordaanoever. Drones van Elbit Systems zijn actief in Gaza en werden volgens sommigen al ingezet om Palestijnen te vermoorden.
Er bestaat natuurlijk zoiets als ‘ethisch beleggen’. Maar een mens zou zich gaan afvragen of dat geen contradictio in terminis is.
Verschenen in De Standaard op 14 december 2023
Comments